naar de bespreking van BWV 133

Ich freue mich in dir (BWV 133)

Johann Sebastian Bach

1. Koor

Ich freue mich in dirIk ben blij met u
und heiße dich willkommen,en heet u welkom,
mein liebes Jesulein!mijn dierbare kleine Jezus!
Du hast dir vorgenommen,U hebt zich voorgenomen
mein Brüderlein zu sein.mijn broertje te zijn.
Ach, wie ein süßer Ton!Ach, wat een zoete klank!
Wie freundlich sieht er aus,Wat ziet hij er vriendelijk uit,
der große Gottessohn!die grote Zoon van God!

2. Aria (A)

Getrost! es faßt ein heilger LeibWees welgemoed! Een heilig lichaam neemt
des Höchsten unbegreiflichs Wesen.het onbegrijpelijke wezen van de Hoogste aan.
Ich habe Gott - wie wohl ist mir geschehen!Ik heb God  - wat een weldaad is mij bewezen! -
von Angesicht zu Angesicht gesehen.van aangezicht tot aangezicht gezien.
Ach! meine Seele muß genesen.Ach, mijn ziel moet genezen.

3. Recitatief (T)

Ein Adam mag sich voller Schrecken Een Adam kan zich wel vol angst
vor Gottes Angesicht voor Gods aangezicht
im Paradies verstecken! in het paradijs verstoppen!
Der allerhöchste Gott De allerhoogste God
kehrt selber bei uns ein: neemt zelf zijn intrek bij ons:
und so entsetzet sich mein Herze nicht; en daarom is mijn hart niet ontsteld;
es kennet sein erbarmendes Gemüte. het kent zijn ontfermende gemoed.
Aus unermeßner Güte Vanuit een onmetelijke goedheid
wird er ein kleines Kind wordt hij een klein kind
und heißt mein Jesulein. en dat heet mijn kleine Jezus.

4. Aria (S)

Wie lieblich klingt es in den Ohren,Hoe liefelijk klinkt dit woord in onze oren:
dies Wort: mein Jesus ist geboren,mijn Jezus is geboren,
wie dringt es in das Herz hinein!hoe dringt dat ons hart binnen!
Wer Jesu Namen nicht verstehtDegene die de naam van Jezus niet verstaat
und wem es nicht durchs Herze geht,en wiens hart onberoerd blijft,
der muß ein harter Felsen sein.die moet wel een harde rots zijn.

5. Recitatief (B)

Wohlan, des Todes Furcht und SchmerzKomaan, mijn kalme hart piekert niet over
erwägt nicht mein getröstet Herz.de angst en de pijn van de dood.
Will er vom Himmel sichAls hij vanuit de hemel
bis zu der Erde lenken,naar de aarde wil afdalen,
so wird er auch an michdan zal hij ook denken
in meiner Gruft gedenken.aan mij in mijn graf.
Wer Jesum recht erkennt,Wie Jezus werkelijk belijdt,
der stirbt nicht, wenn er stirbt,die sterft niet als hij sterft
sobald er Jesum nennt.zodra hij Jezus noemt.

6. Koraal

Wohlan, so will ich mich Komaan, ik wil me dus
an dich, o Jesu, halten, aan u, Jezus vasthouden,
und sollte gleich die Welt ook al zou de wereld
in tausend Stükken spalten. in duizend stukken splijten.
O Jesu, dir, nur dir, O Jezus, voor u, alleen voor u,
dir leb ich ganz allein; voor u alleen leef ik,
auf dich, allein auf dich, vertrouwend op u alleen, op u,
o Jesu, schlaf ich ein.o Jezus, slaap ik in.
  
Libretto: Andreas Stübel (?) Vertaling: Ria van Hengel

Kale tekst origineel

1. Koor

Ich freue mich in dir
und heiße dich willkommen,
mein liebes Jesulein!
Du hast dir vorgenommen,
mein Brüderlein zu sein.
Ach, wie ein süßer Ton!
Wie freundlich sieht er aus,
der große Gottessohn!

2. Aria (A)

Getrost! es faßt ein heilger Leib
des Höchsten unbegreiflichs Wesen.
  Ich habe Gott - wie wohl ist mir geschehen!
  von Angesicht zu Angesicht gesehen.
  Ach! meine Seele muß genesen.

3. Recitatief (T)

Ein Adam mag sich voller Schrecken
vor Gottes Angesicht
im Paradies verstecken!
Der allerhöchste Gott
kehrt selber bei uns ein:
und so entsetzet sich mein Herze nicht;
es kennet sein erbarmendes Gemüte.
Aus unermeßner Güte
wird er ein kleines Kind
und heißt mein Jesulein.


4. Aria (S)

Wie lieblich klingt es in den Ohren,
dies Wort: mein Jesus ist geboren,
wie dringt es in das Herz hinein!
  Wer Jesu Namen nicht versteht
  und wem es nicht durchs Herze geht,
  der muß ein harter Felsen sein.

5. Recitatief (B)

Wohlan, des Todes Furcht und Schmerz
erwägt nicht mein getröstet Herz.
Will er vom Himmel sich
bis zu der Erde lenken,
so wird er auch an mich
in meiner Gruft gedenken.
Wer Jesum recht erkennt,
der stirbt nicht, wenn er stirbt,
sobald er Jesum nennt.

6. Koraal

Wohlan, so will ich mich
an dich, o Jesu, halten,
und sollte gleich die Welt
in tausend Stükken spalten.
O Jesu, dir, nur dir,
dir leb ich ganz allein;
auf dich, allein auf dich,
o Jesu, schlaf ich ein.


Libretto: Andreas Stübel (?)
	

Kale tekst Nederlandse vertaling

1. Koor

Ik ben blij met u
en heet u welkom,
mijn dierbare kleine Jezus!
U hebt zich voorgenomen
mijn broertje te zijn.
Ach, wat een zoete klank!
Wat ziet hij er vriendelijk uit,
die grote Zoon van God!

2. Aria (A)

Wees welgemoed! Een heilig lichaam neemt 
het onbegrijpelijke wezen van de Hoogste aan.
Ik heb God  - wat een weldaad is mij bewezen! -
van aangezicht tot aangezicht gezien.
Ach, mijn ziel moet genezen.

3. Recitatief (T)

Een Adam kan zich wel vol angst
voor Gods aangezicht
in het paradijs verstoppen!
De allerhoogste God
neemt zelf zijn intrek bij ons:
en daarom is mijn hart niet ontsteld;
het kent zijn ontfermende gemoed.
Vanuit een onmetelijke goedheid
wordt hij een klein kind
en dat heet mijn kleine Jezus.

4. Aria (S)

Hoe liefelijk klinkt dit woord in onze oren:
mijn Jezus is geboren,
hoe dringt dat ons hart binnen!
Degene die de naam van Jezus niet verstaat
en wiens hart onberoerd blijft,
die moet wel een harde rots zijn.

5. Recitatief (B)

Komaan, mijn kalme hart piekert niet over
de angst en de pijn van de dood.
Als hij vanuit de hemel
naar de aarde wil afdalen,
dan zal hij ook denken
aan mij in mijn graf.
Wie Jezus werkelijk belijdt,
die sterft niet als hij sterft
zodra hij Jezus noemt.

6. Koraal

Komaan, ik wil me dus
aan u, Jezus vasthouden,
ook al zou de wereld
in duizend stukken splijten.
O Jezus, voor u, alleen voor u,
voor u alleen leef ik,
vertrouwend op u alleen, op u,
o Jezus, slaap ik in.


		Vertaling: Ria van Hengel