naar de bespreking van BWV 132
Bereitet die Wege, bereitet die Bahn (BWV 132)
Johann Sebastian Bach
1. Aria (S) | |
---|---|
Bereitet die Wege, bereitet die Bahn! | Maak de wegen gereed, maak de baan gereed! |
Bereitet die Wege | Maak de wegen gereed |
und machet die Stege | en maak de paden |
im Glauben und Leben | in het geloof en in het leven |
dem Höchsten ganz eben, | volkomen vlak voor de Allerhoogste, |
Messias kömmt an! | de Messias is in aantocht! |
2. Recitatief (T) | |
Willst du dich Gottes Kind | Als je jezelf kind van God |
und Christi Bruder nennen, | en broeder van Christus wilt noemen, |
so müssen Herz und Mund | dan moeten hart en mond |
den Heiland frei bekennen. | de Heiland vrijuit belijden. |
Ja, Mensch, dein ganzes Leben | Ja, mens, je hele leven |
muß von dem Glauben Zeugnis geben! | moet getuigen van het geloof! |
Soll Christi Wort und Lehre | Als je wilt dat het woord en de leer van Christus |
auch durch dein Blut versiegelt sein, | ook door jouw bloed wordt bezegeld, |
so gib dich willig drein! | geef je dan gewillig over! |
Denn dieses ist der Christen Kron und Ehre. | Want dat is de kroon en de eer van christenen. |
Indes, mein Herz, bereite noch heute | Maak ondertussen, mijn hart, nog vandaag |
dem Herrn die Glaubensbahn | de geloofsbaan voor de Heer gereed |
und räume weg die Hügel und die Höhen, | en verwijder de heuvels en de bergen |
die ihm entgegen stehen! | die hem in de weg staan! |
Wälz ab die schweren Sündensteine, | Wentel de zware stenen van de zonde van je af, |
nimm deinen Heiland an, | neem je Heiland aan, |
daß er mit dir im Glauben sich vereine! | opdat hij zich in het geloof met jou verenigt. |
3. Aria (B) | |
Wer bist du? Frage dein Gewissen, | Wie ben jij? Vraag het je geweten, |
da wirst du sonder Heuchelei, | dan zul je zonder gehuichel |
ob du, o Mensch, falsch oder treu | het juiste oordeel over jou moeten horen, |
dein rechtes Urteil hören müssen. | of jij, o mens, vals of trouw bent. |
Wer bist du? Frage das Gesetze, | Wie ben jij? Vraag het de wet, |
das wird dir sagen, wer du bist, | die zal je vertellen wie je bent, |
ein Kind des Zorns in Satans Netze, | een kind van de toorn in de netten van Satan, |
ein falsch und heuchlerischer Christ. | een valse, huichelachtige christen. |
4. Recitatief (A) | |
Ich will, mein Gott, dir frei heraus bekennen, | Ik wil u, mijn God, eerlijk bekennen: |
ich habe dich bisher nicht recht bekannt. | ik heb u tot nu toe niet echt beleden. |
Ob Mund und Lippen gleich | Hoewel mond en lippen |
dich Herr und Vater nennen, | u Heer en Vader noemen, |
hat sich mein Herz doch von dir abgewandt. | heeft mijn hart zich van u afgekeerd. |
Ich habe dich verleugnet mit dem Leben! | Ik heb u verloochend met mijn leven! |
Wie kannst du mir ein gutes Zeugnis geben? | Hoe kunt u mij een goed getuigschrift geven? |
Als, Jesu, mich dein Geist und Wasserbad | Toen, Jezus, uw geest en het waterbad |
gereiniget von meiner Missetat, | mij hadden gereinigd van mijn zonden, |
hab ich dir zwar stets feste Treu versprochen; | heb ik u wel steeds vaste trouw beloofd; |
ach! aber ach! der Taufbund ist gebrochen. | maar ach, ik heb het doopverbond gebroken. |
Die Untreu reuet mich! | Ik heb berouw van mijn ontrouw! |
Ach Gott, erbarme dich, | Ach God, ontferm u, |
ach hilf, daß ich mit unverwandter Treue | ach, help mij om met onwankelbare trouw |
den Gnadenbund im Glauben stets erneue! | het genadeverbond in het geloof steeds te vernieuwen! |
5. Aria (A) | |
Christi Glieder, ach bedenket, | Lidmaten van Christus, ach, bedenk |
was der Heiland euch geschenket | wat de Heiland jullie heeft geschonken |
durch der Taufe reines Bad! | door het zuivere bad van de doop! |
Bei der Blut- und Wasserquelle | Bij de bron van bloed en water |
werden eure Kleider helle, | worden jullie kleren helder, |
die befleckt von Missetat. | terwijl ze bevlekt waren met zonden. |
Christus gab zum neuen Kleide | Christus gaf als nieuwe kleding |
roten Purpur, weiße Seide, | rood purper, witte zijde, |
diese sind der Christen Staat. | dat is de staatsiekleding van de christenen. |
6. Koraal | |
Ertöt uns durch dein Güte, | Dood ons door uw goedheid, |
erweck uns durch dein Gnad! | wek ons op door uw genade; |
Den alten Menschen kränke, | maak de oude mens ziek, |
daß der neu leben mag | zodat hij een nieuw leven kan krijgen |
wohl hier auf dieser Erden, | hier op deze aarde, |
den Sinn und all Begehrden | en zijn gevoel en al zijn verlangens |
und Gdanken habn zu dir. | en gedachten naar u uitgaan. |
Libretto: Salomo Franck | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Aria (S)
Bereitet die Wege, bereitet die Bahn!
Bereitet die Wege
und machet die Stege
im Glauben und Leben
dem Höchsten ganz eben,
Messias kömmt an!
2. Recitatief (T)
Willst du dich Gottes Kind
und Christi Bruder nennen,
so müssen Herz und Mund
den Heiland frei bekennen.
Ja, Mensch, dein ganzes Leben
muß von dem Glauben Zeugnis geben!
Soll Christi Wort und Lehre
auch durch dein Blut versiegelt sein,
so gib dich willig drein!
Denn dieses ist der Christen Kron und Ehre.
Indes, mein Herz, bereite noch heute
dem Herrn die Glaubensbahn
und räume weg die Hügel und die Höhen,
die ihm entgegen stehen!
Wälz ab die schweren Sündensteine,
nimm deinen Heiland an,
daß er mit dir im Glauben sich vereine!
3. Aria (B)
Wer bist du? Frage dein Gewissen,
da wirst du sonder Heuchelei,
ob du, o Mensch, falsch oder treu
dein rechtes Urteil hören müssen.
Wer bist du? Frage das Gesetze,
das wird dir sagen, wer du bist,
ein Kind des Zorns in Satans Netze,
ein falsch und heuchlerischer Christ.
4. Recitatief (A)
Ich will, mein Gott, dir frei heraus bekennen,
ich habe dich bisher nicht recht bekannt.
Ob Mund und Lippen gleich
dich Herr und Vater nennen,
hat sich mein Herz doch von dir abgewandt.
Ich habe dich verleugnet mit dem Leben!
Wie kannst du mir ein gutes Zeugnis geben?
Als, Jesu, mich dein Geist und Wasserbad
gereiniget von meiner Missetat,
hab ich dir zwar stets feste Treu versprochen;
ach! aber ach! der Taufbund ist gebrochen.
Die Untreu reuet mich!
Ach Gott, erbarme dich,
ach hilf, daß ich mit unverwandter Treue
den Gnadenbund im Glauben stets erneue!
5. Aria (A)
Christi Glieder, ach bedenket,
was der Heiland euch geschenket
durch der Taufe reines Bad!
Bei der Blut- und Wasserquelle
werden eure Kleider helle,
die befleckt von Missetat.
Christus gab zum neuen Kleide
roten Purpur, weiße Seide,
diese sind der Christen Staat.
6. Koraal
Ertöt uns durch dein Güte,
erweck uns durch dein Gnad!
Den alten Menschen kränke,
daß der neu leben mag
wohl hier auf dieser Erden,
den Sinn und all Begehrden
und Gdanken habn zu dir.
Libretto: Salomo Franck
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Aria (S)
Maak de wegen gereed, maak de baan gereed!
Maak de wegen gereed
en maak de paden
in het geloof en in het leven
volkomen vlak voor de Allerhoogste,
de Messias is in aantocht!
2. Recitatief (T)
Als je jezelf kind van God
en broeder van Christus wilt noemen,
dan moeten hart en mond
de Heiland vrijuit belijden.
Ja, mens, je hele leven
moet getuigen van het geloof!
Als je wilt dat het woord en de leer van Christus
ook door jouw bloed wordt bezegeld,
geef je dan gewillig over!
Want dat is de kroon en de eer van christenen.
Maak ondertussen, mijn hart, nog vandaag
de geloofsbaan voor de Heer gereed
en verwijder de heuvels en de bergen
die hem in de weg staan!
Wentel de zware stenen van de zonde van je af,
neem je Heiland aan,
opdat hij zich in het geloof met jou verenigt.
3. Aria (B)
Wie ben jij? Vraag het je geweten,
dan zul je zonder gehuichel
het juiste oordeel over jou moeten horen,
of jij, o mens, vals of trouw bent.
Wie ben jij? Vraag het de wet,
die zal je vertellen wie je bent,
een kind van de toorn in de netten van Satan,
een valse, huichelachtige christen.
4. Recitatief (A)
Ik wil u, mijn God, eerlijk bekennen:
ik heb u tot nu toe niet echt beleden.
Hoewel mond en lippen
u Heer en Vader noemen,
heeft mijn hart zich van u afgekeerd.
Ik heb u verloochend met mijn leven!
Hoe kunt u mij een goed getuigschrift geven?
Toen, Jezus, uw geest en het waterbad
mij hadden gereinigd van mijn zonden,
heb ik u wel steeds vaste trouw beloofd;
maar ach, ik heb het doopverbond gebroken.
Ik heb berouw van mijn ontrouw!
Ach God, ontferm u,
ach, help mij om met onwankelbare trouw
het genadeverbond in het geloof steeds te vernieuwen!
5. Aria (A)
Lidmaten van Christus, ach, bedenk
wat de Heiland jullie heeft geschonken
door het zuivere bad van de doop!
Bij de bron van bloed en water
worden jullie kleren helder,
terwijl ze bevlekt waren met zonden.
Christus gaf als nieuwe kleding
rood purper, witte zijde,
dat is de staatsiekleding van de christenen.
6. Koraal
Dood ons door uw goedheid,
wek ons op door uw genade;
maak de oude mens ziek,
zodat hij een nieuw leven kan krijgen
hier op deze aarde,
en zijn gevoel en al zijn verlangens
en gedachten naar u uitgaan.
Vertaling: Ria van Hengel