naar de bespreking van BWV 127
Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott (BWV 127)
Johann Sebastian Bach
1. Koor | |
---|---|
Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott, | Heer Jezus Christus, waarachtig mens en God, |
der du littst Marter, Angst und Spott, | die marteling, angst en spot hebt ondergaan, |
für mich am Kreuz auch endlich starbst | tenslotte ook voor mij aan het kruis bent gestorven |
und mir deins Vaters Huld erwarbst, | en voor mij de genade van uw Vader hebt verworven, |
ich bitt durchs bittre Leiden dein, | ik smeek u om mij, zondaar, door uw bittere lijden, |
du wollst mir Sünder gnädig sein. | genadig te zijn. |
2. Recitatief (T) | |
Wenn alles sich zur letzten Zeit entsetzet, | Wanneer er op het laatste moment alleen nog maar ontzetting is, |
und wenn ein kalter Todesschweiß | en wanneer het koude doodszweet |
die schon erstarrten Glieder netzet, | op mijn reeds verstijfde beenderen staat, |
wenn meine Zunge nichts | wanneer mijn tong niets anders meer kan |
als nur durch Seufzer spricht | dan zuchten |
und dieses Herze bricht: | en dit hart breekt: |
genung, daß da der Glaube weiß, | dan is het genoeg als mijn geloof maar weet |
daß Jesus bei mir steht, | dat Jezus bij me is, |
der mit Geduld zu seinem Leiden geht | hij die geduldig zijn lijden tegemoet is gegaan |
und diesen schweren Weg auch mich geleitet | en op dit zware pad ook mij vergezelt |
und mir die Ruhe zubereitet. | en mij rust geeft. |
3. Aria (S) | |
Die Seele ruht in Jesu Händen, | De ziel rust in Jezus' handen |
wenn Erde diesen Leib bedeckt. | wanneer aarde dit lichaam bedekt. |
Ach ruft mich bald, ihr Sterbeglocken, | Ach, roep mij snel, doodsklokken, |
ich bin zum Sterben unerschrocken, | ik ben niet bang om te sterven, |
weil mich mein Jesus wieder weckt. | want mijn Jezus zal mij weer opwekken. |
4. Aria (B) | |
(a)Wenn einstens die Posaunen schallen, | Als eens de bazuinen klinken |
und wenn der Bau der Welt | en het hele bouwwerk van deze wereld |
nebst denen Himmelsfesten | samen met de hemelse vesting |
zerschmettert wird zerfallen, | verbrijzeld in elkaar stort, |
so denke mein, mein Gott, im besten; | denk dan gunstig over mij, mijn God; |
wenn sich dein Knecht einst vors Gerichte stellt, | als uw knecht eens voor de rechter verschijnt |
da die Gedanken sich verklagen, | en zijn gedachten elkaar aanklagen, |
so wollest du allein, | wit u dan, o Jezus, |
o Jesu, mein Fürsprecher sein | mijn enige pleitbezorger zijn |
und meiner Seele tröstlich sagen: | en troostend tegen mijn ziel zeggen: |
(b)Fürwahr, fürwahr, euch sage ich: | Voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie: |
(c)Wenn Himmel und Erde im Feuer vergehen, | Als hemel en aarde in vuur vergaan, |
so soll doch ein Gläubiger ewig bestehen. | blijft een gelovige toch eeuwig bestaan. |
(d)Er wird nicht kommen ins Gericht | Hij zal niet veroordeeld worden |
und den Tod ewig schmecken nicht. | en de dood in eeuwigheid niet smaken. |
Nur halte dich, mein Kind, an mich: | Houd je alleen maar aan mij vast, mijn kind, |
(e) Ich breche mit starker und helfender Hand | ik verbreek met mijn sterke en helpende hand |
des Todes gewaltig geschlossenes Band. | de knellende boeien van de dood. |
(f)Fürwahr, fürwahr, euch sage ich: | Voorwaar voorwaar, ik zeg jullie: |
(g)Wenn Himmel und Erde im Feuer vergehen, | Als hemel en aarde in vuur vergaan, |
so soll doch ein Gläubiger ewig bestehen. | blijft een gelovige toch eeuwig bestaan. |
5. Koraal | |
Ach, Herr, vergib all unsre Schuld, | Ach Heer, vergeef al onze schuld, |
hilf, daß wir warten mit Geduld, | help ons dat wij geduldig wachten |
bis unser Stündlein kömmt herbei, | tot ons uurtje slaat, |
auch unser Glaub stets wacker sei, | en dat ons geloof steeds zo waakzaam is |
dein'm Wort zu trauen festiglich, | dat het vast op uw woord vertrouwt |
bis wir einschlafen seliglich. | totdat wij zalig inslapen. |
Libretto: Andreas Stübel (?) | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Koor
Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott,
der du littst Marter, Angst und Spott,
für mich am Kreuz auch endlich starbst
und mir deins Vaters Huld erwarbst,
ich bitt durchs bittre Leiden dein,
du wollst mir Sünder gnädig sein.
2. Recitatief (T)
Wenn alles sich zur letzten Zeit entsetzet,
und wenn ein kalter Todesschweiß
die schon erstarrten Glieder netzet,
wenn meine Zunge nichts
als nur durch Seufzer spricht
und dieses Herze bricht:
genung, daß da der Glaube weiß,
daß Jesus bei mir steht,
der mit Geduld zu seinem Leiden geht
und diesen schweren Weg auch mich geleitet
und mir die Ruhe zubereitet.
3. Aria (S)
Die Seele ruht in Jesu Händen,
wenn Erde diesen Leib bedeckt.
Ach ruft mich bald, ihr Sterbeglocken,
ich bin zum Sterben unerschrocken,
weil mich mein Jesus wieder weckt.
4. Aria (B)
(a)Wenn einstens die Posaunen schallen,
und wenn der Bau der Welt
nebst denen Himmelsfesten
zerschmettert wird zerfallen,
so denke mein, mein Gott, im besten;
wenn sich dein Knecht einst vors Gerichte stellt,
da die Gedanken sich verklagen,
so wollest du allein,
o Jesu, mein Fürsprecher sein
und meiner Seele tröstlich sagen:
(b)Fürwahr, fürwahr, euch sage ich:
(c)Wenn Himmel und Erde im Feuer vergehen,
so soll doch ein Gläubiger ewig bestehen.
(d)Er wird nicht kommen ins Gericht
und den Tod ewig schmecken nicht.
Nur halte dich, mein Kind, an mich:
(e) Ich breche mit starker und helfender Hand
des Todes gewaltig geschlossenes Band.
(f)Fürwahr, fürwahr, euch sage ich:
(g)Wenn Himmel und Erde im Feuer vergehen,
so soll doch ein Gläubiger ewig bestehen.
5. Koraal
Ach, Herr, vergib all unsre Schuld,
hilf, daß wir warten mit Geduld,
bis unser Stündlein kömmt herbei,
auch unser Glaub stets wacker sei,
dein'm Wort zu trauen festiglich,
bis wir einschlafen seliglich.
Libretto: Andreas Stübel (?)
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
Heer Jezus Christus, waarachtig mens en God,
die marteling, angst en spot hebt ondergaan,
tenslotte ook voor mij aan het kruis bent gestorven
en voor mij de genade van uw Vader hebt verworven,
ik smeek u om mij, zondaar, door uw bittere lijden,
genadig te zijn.
2. Recitatief (T)
Wanneer er op het laatste moment alleen nog maar ontzetting is,
en wanneer het koude doodszweet
op mijn reeds verstijfde beenderen staat,
wanneer mijn tong niets anders meer kan
dan zuchten
en dit hart breekt:
dan is het genoeg als mijn geloof maar weet
dat Jezus bij me is,
hij die geduldig zijn lijden tegemoet is gegaan
en op dit zware pad ook mij vergezelt
en mij rust geeft.
3. Aria (S)
De ziel rust in Jezus' handen
wanneer aarde dit lichaam bedekt.
Ach, roep mij snel, doodsklokken,
ik ben niet bang om te sterven,
want mijn Jezus zal mij weer opwekken.
4. Aria (B)
Als eens de bazuinen klinken
en het hele bouwwerk van deze wereld
samen met de hemelse vesting
verbrijzeld in elkaar stort,
denk dan gunstig over mij, mijn God;
als uw knecht eens voor de rechter verschijnt
en zijn gedachten elkaar aanklagen,
wit u dan, o Jezus,
mijn enige pleitbezorger zijn
en troostend tegen mijn ziel zeggen:
Voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie:
Als hemel en aarde in vuur vergaan,
blijft een gelovige toch eeuwig bestaan.
Hij zal niet veroordeeld worden
en de dood in eeuwigheid niet smaken.
Houd je alleen maar aan mij vast, mijn kind,
ik verbreek met mijn sterke en helpende hand
de knellende boeien van de dood.
Voorwaar voorwaar, ik zeg jullie:
Als hemel en aarde in vuur vergaan,
blijft een gelovige toch eeuwig bestaan.
5. Koraal
Ach Heer, vergeef al onze schuld,
help ons dat wij geduldig wachten
tot ons uurtje slaat,
en dat ons geloof steeds zo waakzaam is
dat het vast op uw woord vertrouwt
totdat wij zalig inslapen.
Vertaling: Ria van Hengel