naar de bespreking van BWV 115
Mache dich, mein Geist, bereit (BWV 115)
Johann Sebastian Bach
1. Koor | |
---|---|
Mache dich, mein Geist, bereit, | Maak je gereed, mijn geest, |
wache, fleh und bete, | waak, smeek en bid |
daß dich nicht die böse Zeit | dat de boze tijd |
unverhofft betrete; | niet onverhoeds over je komt; |
denn es ist | want het is |
Satans List | de list van Satan |
über viele Frommen | om veel vromen |
zur Versuchung kommen. | in verzoeking te brengen. |
2. Aria (A) | |
Ach schläfrige Seele, wie? ruhest du noch? | Ach, slaperige ziel, wat, rust je nog steeds? |
Ermuntre dich doch! | Word toch wakker! |
Es möchte die Strafe dich plötzlich erwecken | De straf zou je plotseling kunnen wekken |
und, wo du nicht wachest, | en je, als je niet wakker bent, |
im Schlafe des ewigen Todes bedecken. | hullen in de slaap van de eeuwige dood. |
3. Recitatief (B) | |
Gott, so vor deine Seele wacht, | God, die over je ziel waakt |
hat Abscheu an der Sünden Nacht; | heeft een afkeer van de zondennacht; |
er sendet dir sein Gnadenlicht | hij stuurt je het licht van zijn genade |
und will vor diese Gaben, | en wil alleen dat je voor die gaven, |
die er so reichlich dir verspricht, | die hij je zo rijkelijk belooft, |
nur offne Geistesaugen haben. | je geestelijke ogen open houdt. |
Des Satans List ist ohne Grund, | De sluwheid van Satan is ondoorgrondelijk bezig |
die Sünder zu bestricken; | de zondaren te verblinden; |
brichst du nun selbst den Gnadenbund, | als jij nu zelf het genadeverbond verbreekt, |
wirst du die Hilfe nie erblicken. | zal je nooit hulp aanschouwen. |
Die ganze Welt und ihre Glieder | De hele wereld en alle onderdelen daarvan |
sind nichts als falsche Brüder; | zijn niets anders dan valse broeders; |
doch macht dein Fleisch und Blut hiebei | toch laten jouw vlees en bloed |
sich lauter Schmeichelei. | zich er alleen maar door vleien. |
4. Aria (S) | |
Bete aber auch dabei | Maar bid er ook bij, |
mitten in dem Wachen! | midden in het waken! |
Bitte bei der großen Schuld | Vraag bij je grote schuld |
deinen Richter um Geduld, | je rechter om geduld, |
soll er dich von Sünden frei | en of hij jou zondenvrij |
und gereinigt machen! | en gereinigd wil maken! |
5. Recitatief (T) | |
Er sehnet sich nach unserm Schreien, | Hij verlangt naar ons roepen |
er neigt sein gnädig Ohr hierauf; | en neigt zijn genadige oor ertoe; |
wenn Feinde sich auf unsern Schaden freuen, | als vijanden zich verheugen over ons ongeluk, |
so siegen wir in seiner Kraft: | dan overwinnen wij in zijn kracht: |
indem sein Sohn, in dem wir beten, | doordat zijn Zoon, in wiens naam wij bidden, |
uns Mut und Kräfte schafft | ons moed en kracht schenkt |
und will als Helfer zu uns treten. | en als helper bij ons wil komen. |
6. Koraal | |
Drum so laßt uns immerdar | Laten we daarom altijd |
wachen, flehen, beten, | waken, smeken, bidden, |
weil die Angst, Not und Gefahr | want de angst, de nood en het gevaar |
immer näher treten; | komen steeds dichterbij; |
denn die Zeit | want de tijd |
ist nicht weit, | is niet ver meer |
da uns Gott wird richten | dat God ons zal oordelen |
und die Welt vernichten. | en de wereld zal vernietigen. |
Libretto: Andreas Stübel (?) | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Koor
Mache dich, mein Geist, bereit,
wache, fleh und bete,
daß dich nicht die böse Zeit
unverhofft betrete;
denn es ist
Satans List
über viele Frommen
zur Versuchung kommen.
2. Aria (A)
Ach schläfrige Seele, wie? ruhest du noch?
Ermuntre dich doch!
Es möchte die Strafe dich plötzlich erwecken
und, wo du nicht wachest,
im Schlafe des ewigen Todes bedecken.
3. Recitatief (B)
Gott, so vor deine Seele wacht,
hat Abscheu an der Sünden Nacht;
er sendet dir sein Gnadenlicht
und will vor diese Gaben,
die er so reichlich dir verspricht,
nur offne Geistesaugen haben.
Des Satans List ist ohne Grund,
die Sünder zu bestricken;
brichst du nun selbst den Gnadenbund,
wirst du die Hilfe nie erblicken.
Die ganze Welt und ihre Glieder
sind nichts als falsche Brüder;
doch macht dein Fleisch und Blut hiebei
sich lauter Schmeichelei.
4. Aria (S)
Bete aber auch dabei
mitten in dem Wachen!
Bitte bei der großen Schuld
deinen Richter um Geduld,
soll er dich von Sünden frei
und gereinigt machen!
5. Recitatief (T)
Er sehnet sich nach unserm Schreien,
er neigt sein gnädig Ohr hierauf;
wenn Feinde sich auf unsern Schaden freuen,
so siegen wir in seiner Kraft:
indem sein Sohn, in dem wir beten,
uns Mut und Kräfte schafft
und will als Helfer zu uns treten.
6. Koraal
Drum so laßt uns immerdar
wachen, flehen, beten,
weil die Angst, Not und Gefahr
immer näher treten;
denn die Zeit
ist nicht weit,
da uns Gott wird richten
und die Welt vernichten.
Libretto: Andreas Stübel (?)
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
Maak je gereed, mijn geest,
waak, smeek en bid
dat de boze tijd
niet onverhoeds over je komt;
want het is
de list van Satan
om veel vromen
in verzoeking te brengen.
2. Aria (A)
Ach, slaperige ziel, wat, rust je nog steeds?
Word toch wakker!
De straf zou je plotseling kunnen wekken
en je, als je niet wakker bent,
hullen in de slaap van de eeuwige dood.
3. Recitatief (B)
God, die over je ziel waakt
heeft een afkeer van de zondennacht;
hij stuurt je het licht van zijn genade
en wil alleen dat je voor die gaven,
die hij je zo rijkelijk belooft,
je geestelijke ogen open houdt.
De sluwheid van Satan is ondoorgrondelijk bezig
de zondaren te verblinden;
als jij nu zelf het genadeverbond verbreekt,
zal je nooit hulp aanschouwen.
De hele wereld en alle onderdelen daarvan
zijn niets anders dan valse broeders;
toch laten jouw vlees en bloed
zich er alleen maar door vleien.
4. Aria (S)
Maar bid er ook bij,
midden in het waken!
Vraag bij je grote schuld
je rechter om geduld,
en of hij jou zondenvrij
en gereinigd wil maken!
5. Recitatief (T)
Hij verlangt naar ons roepen
en neigt zijn genadige oor ertoe;
als vijanden zich verheugen over ons ongeluk,
dan overwinnen wij in zijn kracht:
doordat zijn Zoon, in wiens naam wij bidden,
ons moed en kracht schenkt
en als helper bij ons wil komen.
6. Koraal
Laten we daarom altijd
waken, smeken, bidden,
want de angst, de nood en het gevaar
komen steeds dichterbij;
want de tijd
is niet ver meer
dat God ons zal oordelen
en de wereld zal vernietigen.
Vertaling: Ria van Hengel