naar de bespreking van BWV 109
Ich glaube, lieber Herr, hilf meinem Unglauben (BWV 109)
Johann Sebastian Bach
1. Koor | |
---|---|
»Ich glaube, lieber Herr, hilf meinem Unglauben!« | “Ik geloof, lieve Heer, kom mijn ongeloof te hulp!” |
2. Recitatief (T) | |
Des Herren Hand | De hand van de Heer |
ist ja noch nicht verkürzt, | heeft haar kracht immers nog niet verloren; |
mir kann geholfen werden. | ik kan nog geholpen worden. |
Ach nein! Ich sinke schon zur Erden | Ach nee, ik krimp in elkaar van angst |
vor Sorge, daß sie mich zu Boden stürzt. | dat die hand mij op de grond gooit. |
Der Höchste will, sein Vaterherze bricht. | De Allerhoogste wil het, zijn vaderhart breekt. |
Ach nein! Er hört die Sünder nicht. | Ach nee, hij hoort de zondaars niet. |
Er wird, er muß dir bald zu helfen eilen, | Hij zal, hij moet je snel te hulp komen |
um deine Not zu heilen. | om je nood te lenigen. |
Ach nein! Es bleibet mir | Ach nee, ik ben nog steeds erg bang |
um Trost sehr bange, | dat er geen troost komt, |
ach Herr, wie lange? | ach Heer, hoe lang nog? |
3. Aria (T) | |
Wie zweifelhaftig ist mein Hoffen, | Hoeveel twijfel zit er in mijn hoop, |
wie wanket mein geängstigt Herz! | wat wankelt mijn bange hart! |
Des Glaubens Docht | Het kaarsje van mijn geloof |
glimmt kaum hervor, | flakkert nauwelijks meer, |
es bricht dies fast zerstoßne Rohr, | het al bijna geknakte riet breekt, |
die Furcht macht stetig neuen Schmerz. | de angst zorgt steeds voor nieuwe pijn. |
4. Recitatief (A) | |
O fasse dich, du zweifelhafter Mut, | O, kom tot bedaren, twijfelend gemoed, |
weil Jesus itzt noch Wunder tut! | want Jezus doet nog steeds wonderen! |
Die Glaubensaugen werden schauen | De ogen van het geloof zullen |
das Heil des Herrn; | het heil van de Heer zien; |
scheint die Erfüllung allzufern, | al lijkt de vervulling ver weg, |
so kannst du doch auf die Verheißung bauen. | op de belofte kun je bouwen. |
5. Aria (A) | |
Der Heiland kennet ja die Seinen, | De Heiland kent immers de zijnen |
wenn ihre Hoffnung hülflos liegt. | als hun hoop totaal verzwakt is. |
Wenn Fleisch und Geist in ihnen streiten, | Als vlees en geest in hen met elkaar vechten, |
so steht er ihnen selbst zur Seiten, | dan staat hijzelf hen bij, |
damit zuletzt der Glaube siegt. | zodat uiteindelijk het geloof overwint. |
6. Koraal | |
Wer hofft in Gott und dem vertraut, | Wie op God hoopt en op hem vertrouwt, |
der wird nimmer zu Schanden; | die zal nooit te schande staan; |
denn wer auf diesen Felsen baut, | als hij maar op die rots bouwt |
ob ihm gleich geht zu Handen viel Unfalls hie, | ook al overkomt hem hier veel rampspoed, |
hab ich doch nie den Menschen sehen fallen, | want ik heb nooit de mens zien vallen |
der sich verläßt auf Gottes Trost; | die op Gods troost vertrouwt; |
er hilft sein' Gläubgen allen. | hij helpt al zijn gelovigen. |
Libretto: onbekend | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Koor
»Ich glaube, lieber Herr, hilf meinem Unglauben!«
2. Recitatief (T)
Des Herren Hand
ist ja noch nicht verkürzt,
mir kann geholfen werden.
Ach nein! Ich sinke schon zur Erden
vor Sorge, daß sie mich zu Boden stürzt.
Der Höchste will, sein Vaterherze bricht.
Ach nein! Er hört die Sünder nicht.
Er wird, er muß dir bald zu helfen eilen,
um deine Not zu heilen.
Ach nein! Es bleibet mir
um Trost sehr bange,
ach Herr, wie lange?
3. Aria (T)
Wie zweifelhaftig ist mein Hoffen,
wie wanket mein geängstigt Herz!
Des Glaubens Docht
glimmt kaum hervor,
es bricht dies fast zerstoßne Rohr,
die Furcht macht stetig neuen Schmerz.
4. Recitatief (A)
O fasse dich, du zweifelhafter Mut,
weil Jesus itzt noch Wunder tut!
Die Glaubensaugen werden schauen
das Heil des Herrn;
scheint die Erfüllung allzufern,
so kannst du doch auf die Verheißung bauen.
5. Aria (A)
Der Heiland kennet ja die Seinen,
wenn ihre Hoffnung hülflos liegt.
Wenn Fleisch und Geist in ihnen streiten,
so steht er ihnen selbst zur Seiten,
damit zuletzt der Glaube siegt.
6. Koraal
Wer hofft in Gott und dem vertraut,
der wird nimmer zu Schanden;
denn wer auf diesen Felsen baut,
ob ihm gleich geht zu Handen viel Unfalls hie,
hab ich doch nie den Menschen sehen fallen,
der sich verläßt auf Gottes Trost;
er hilft sein' Gläubgen allen.
Libretto: onbekend
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
“Ik geloof, lieve Heer, kom mijn ongeloof te hulp!”
2. Recitatief (T)
De hand van de Heer
heeft haar kracht immers nog niet verloren;
ik kan nog geholpen worden.
Ach nee, ik krimp in elkaar van angst
dat die hand mij op de grond gooit.
De Allerhoogste wil het, zijn vaderhart breekt.
Ach nee, hij hoort de zondaars niet.
Hij zal, hij moet je snel te hulp komen
om je nood te lenigen.
Ach nee, ik ben nog steeds erg bang
dat er geen troost komt,
ach Heer, hoe lang nog?
3. Aria (T)
Hoeveel twijfel zit er in mijn hoop,
wat wankelt mijn bange hart!
Het kaarsje van mijn geloof
flakkert nauwelijks meer,
het al bijna geknakte riet breekt,
de angst zorgt steeds voor nieuwe pijn.
4. Recitatief (A)
O, kom tot bedaren, twijfelend gemoed,
want Jezus doet nog steeds wonderen!
De ogen van het geloof zullen
het heil van de Heer zien;
al lijkt de vervulling ver weg,
op de belofte kun je bouwen.
5. Aria (A)
De Heiland kent immers de zijnen
als hun hoop totaal verzwakt is.
Als vlees en geest in hen met elkaar vechten,
dan staat hijzelf hen bij,
zodat uiteindelijk het geloof overwint.
6. Koraal
Wie op God hoopt en op hem vertrouwt,
die zal nooit te schande staan;
als hij maar op die rots bouwt
ook al overkomt hem hier veel rampspoed,
want ik heb nooit de mens zien vallen
die op Gods troost vertrouwt;
hij helpt al zijn gelovigen.
Vertaling: Ria van Hengel