Johann Sebastian Bach
Es ist euch gut, daß ich hingehe (BWV 108)
Geschreven voor Zondag Cantate
Voor het eerst uitgevoerd: 29 apr 1725
Libretto: Christiane Mariane von Ziegler
Solisten ATB koor SATB orkest str vsolo obd'am1,2 cont
Totaal 6 delen, 1 koorwerk, 1 koraal
Vertaling: Ria van Hengel
Deze cantate werd de afgelopen jaren vaak uitgevoerd
beluister
- Harnoncourt
- Koopman
- Gardiner
- La Petite Bande
- Leusink
- Karl Richter
- Rilling
- Suzuki
- Bloomington Bach
- Bach-Stiftung
- idem Workshop
andere besprekingen
Bespreking
Na Pasen 1725 rondde Bach zijn tweede cantatejaargang, die geheel uit koraalcantates had moeten bestaan, af met negen cantates op tekst van de Leipziger dichteres Christiane Mariane von Ziegler (1695-1760). De tweede daarvan, BWV 108, was bestemd voor de 29e april 1725, de vierde zondag na Pasen, Zondag Cantate.
De titeltekst is ontleend aan de voorgeschreven evangelielezing voor deze zondag, de verzen 5-15 uit het zestiende hoofdstuk van het evangelie van Johannes, waarin deze de uitgebreide afscheidsrede weergeeft die Jezus voordat hij zou worden gekruisigd tot zijn discipelen zou hebben gehouden, maar waarover geen van de andere evangelisten ons informeert. Jezus loopt daarin vooruit op zijn uiteindelijke hemelvaart en motiveert daarbij zijn uitspraak Es ist euch gut, daß ich hingehe met de overweging dat hij nu wel tot God, zijn Vader moet terugkeren opdat die ‘de Trooster' zal sturen, de Heilige Geest, die vervolgens ook inderdaad op Pinksteren verschijnt om Christus' volgelingen tot in der eeuwigheid de weg te wijzen.
De cantate bestaat uit twee delen, elk ingeleid door een bijbelcitaat en gevolgd door een aria. Zoals in vrijwel alle cantates die Bach tussen Pasen en Pinksteren 1725 componeert, is er geen solopartij voor de sopraan; zijn sopraansolist was wellicht met Pasen vertrokken.
1. Arioso (B)
bas, strijkers, hobo d'amore 1, continuo
»Es ist euch gut, daß ich hingehe; | Het is goed voor jullie dat ik wegga, |
denn so ich nicht hingehe, | want als ik niet wegga, |
kömmt der Tröster nicht zu euch. | komt de Trooster niet bij jullie. |
So ich aber gehe, will ich ihn zu euch senden.« | Maar als ik ga, dan zal ik hem naar jullie toe sturen. |
Omdat de titeltekst Joh. 16: 7 uit de mond van Christus komt, begint (1) de cantate niet met een koor, maar met een solostuk voor de Vox Christi, de bassolist, dat om die reden noch als ‘aria' noch als ‘arioso' is aangeduid. Bach verdeelt de bijbeltekst in drie zingbare gedeelten verdelen: (a) Es ist euch gut... (b) denn so ich nicht... en (c) So ich aber... . Om te voorkomen dat het stuk daardoor in drie delen uiteenvalt schept de muziek samenhang. Strijkers en continuo zorgen voor een doorgaande rustige achtergrond, in een waardig stappend ritme. De overheersende instrumentale rol speelt de vluchtige en ongrijpbare (‘spirituele') hobo d'amore: zijn onwrikbare lange noten ontbreken slechts in het ontkennende middendeel, zijn rijk versierde lange lijnen inspireren de bas tot lange coloraturen op hingehe in de eerste twee delen, die in de derde frase betekenisvol - want redengevend - worden geïmiteerd op senden.
2. Aria (T)
tenor, solo viool, continuo
Mich kann kein Zweifel stören, | Geen twijfel kan mij beletten |
auf dein Wort, Herr, zu hören. | naar uw woord te luisteren, Heer. |
Ich glaube, gehst du fort, | Ik geloof dat ik, als u weggaat, |
so kann ich mich getrösten, | kan vertrouwen |
daß ich zu den Erlösten | dat ik bij de verlosten |
komm an gewünschten Port. | in de gewenste haven kom. |
De tenor beantwoordt Christus' woorden in aria (2), een triosonate met soloviool en continuo. Met lange noten op Zweifel en glaube geeft hij vastberaden uiting aan zijn vertrouwen in Christus' toezegging, terwijl de continuobas die standvastigheid onderstreept met een ostinaat ritmisch motief en hardnekkige toonherhalingen. De levendige maar onrustige en kronkelige vioolsolo schetst de voortdurende twijfel en aanvechting; hij laat zich door de tenor allengs tot enige rust verleiden en sluit zich ten slotte zelfs met een resolute gedragen noot bij hem aan. Door de woorden gehst du fort telkens op een stijgende lijn te zingen legt de tenor uit dat daarmee Christus' hemelvaart wordt bedoeld.
3. Recitatief (T)
tenor, continuo
Dein Geist wird mich also regieren, | Uw Geest zal mij zo leiden |
daß ich auf rechter Bahne geh; | dat ik het juiste pad bewandel; |
durch deinen Hingang kommt er ja zu mir, | doordat u weggaat komt hij immers naar me toe. |
ich frage sorgensvoll: | Ik vraag bezorgd: |
Ach, ist er nicht schon hier? | Ach, is hij er nog niet? |
In het secco recitatief (3) blijkt de tenor niet alleen Christus' vertrek te aanvaarden maar zelfs verlangend uit te zien naar de beloofde, troostende Geist der Wahrheit: een brug naar het tweede bijbelcitaat. De later door Von Ziegler zelf gepubliceerde teksten tonen dat Bach zich - niet alleen hier - aanmerkelijke retouches in haar libretti permitteerde. Hier wijzigt hij woorden (indessen schon in also, ängstiglich in sorgensvoll) en schrapt hij zelfs een hele regel, waardoor het rijmwoord op regieren is vervallen.
4. Koor
SATB, strijkers, hobo d'amore 1/2, continuo
»Wenn aber jener, der Geist der Wahrheit, | Maar als hij, de Geest van de waarheid, |
kommen wird, der wird euch | komt, dan zal hij jullie |
in alle Wahrheit leiten. | steeds naar de waarheid leiden. |
Denn er wird nicht von ihm selber reden, | Want hij zal niet over zichzelf spreken, |
sondern was er hören wird, das wird er reden; | maar zeggen wat hij te horen krijgt; |
und was zukünftig ist, wird er verkündigen.« | en hij zal verkondigen wat er gaat komen. |
Het tweede bijbelcitaat (4) is weliswaar ook opgetekend uit de mond van Christus, maar je kunt je voorstellen dat het door het discipelencollectief op Pinksteren werd herhaald. Bach schrijft daarom een koorstuk en kiest voor het nogal abstracte en dogmatische vers 13 van Johannes 16 de oude, affectief-neutrale vorm van het motet, een vocale compositie met naar believen (ad libitum) meespelende instrumenten. De lengte van de tekst dwingt hem die in drieën te verdelen:
(a)Wenn aber jener, der Geist der Wahrheit, kommen wird, der wird euch in alle Wahrheit leiten.
(b) Denn er wird nicht von ihm selber reden, sondern was er hören wird, das wird er reden;
(c) und was zukünftig ist, wird er verkündigen.
Op elk van die delen componeert Bach een strakke koorfuga, maar van de eerste twee delen is de tekst zelfs nog te lang voor een fugathema, waardoor Bach die tekst moet verdelen over het thema èn het eerste contrapunt, dat is wat een stem zingt wanneer de volgende het fugathema heeft ingezet.
Het derde fugathema lijkt sterk op het eerste; Bach suggereert daarmee een da-capo en de drie delen behouden daardoor eenheid, zodat een monumentale koorcompositie ontstaat; de derde fuga is trouwens - anders dan bij een da capo - bijna net zo lang als de twee voorgaande samen.
Het hoekige eerste fugathema weerspiegelt met zijn energiek hamerende toonherhalingen (als in de tenoraria) de stelligheid van de komst van de Heilige Geest, terwijl het zwieriger tweede thema toont hoe deze waait waarheen hij wil. Achtereenvolgende hoofdwoorden leiten, reden en verkündigen worden onderstreept met snelle coloraturen, en contrasterend hiermee horen we een lange en stabiele toon op Wahrheit.
5. Aria (A)
alt, strijkers, continuo
Was mein Herz von dir begehrt, | Wat mijn hart van u verlangt, |
ach, das wird mir wohl gewährt. | ach, dat wordt mij zeker geschonken. |
Überschütte mich mit Segen, | Stort uw zegen over mij uit, |
führe mich auf deinen Wegen, | leid mij op uw wegen, |
daß ich in der Ewigkeit | opdat ik voor eeuwig |
schaue deine Herrlichkeit! | uw heerlijkheid mag aanschouwen! |
Na het stugge en academische koor slaat de sfeer geheel om met de gelukzalige altaria (5). Begeleid door prachtige verzadigde harmonieën van strijkers en de basso continuo betoont de alt zich dankbaar voor wat hem/haar is beloofd. Opgelucht en vredig heeft zij alle angst en twijfel achter zich gelaten. De eerste violen verlevendigen het largo-tempo met het bekende vreugde-ritme, kort-kort-lang.
6. Koraal
tutti
Dein Geist, den Gott vom Himmel gibt, | Uw Geest, die God uit de hemel schenkt, |
der leitet alles, was ihn liebt, | leidt iedereen die hem liefheeft |
auf wohl gebähntem Wege. | op een welgebaande weg. |
Er setzt und richtet unsren Fuß, | Hij plaatst en bestuurt onze voet |
daß er nicht anders treten muß, | zodat die nergens anders hoeft te lopen |
als wo man findt den Segen. | dan daar waar zegen te vinden is. |
Tot slotkoraal (6) dient vers 10 van Paul Gerhardts Gott Vater, sende deinen Geist (1653), gezongen op de oude (1530) melodie Kommt her zu mir, spricht Gottes Sohn. De woorden leitet, gebähntem Wege, Fuß en treten vormen aanleiding voor een permanent in achtsten bewegende baslijn.