Meine Seele erhebt den Herren (BWV 10)
Johann Sebastian Bach
1. Koor | |
---|---|
Meine Seel erhebt den Herren, | Mijn ziel prijst de Heer |
und mein Geist freuet sich Gottes, | en mijn geest verheugt zich in God, |
meines Heilandes; | mijn Heiland; |
denn er hat | want hij heeft omgekeken |
seine elende Magd angesehen. | naar zijn armzalige dienares. |
Siehe, von nun an | Zie, van nu af |
werden mich selig preisen alle Kindeskind. | zullen alle generaties mij gelukkig prijzen. |
2. Aria (S) | |
Herr, der du stark und mächtig bist, | Heer, die sterk en machtig bent, |
Gott, dessen Name heilig ist, | God, wiens naam heilig is, |
wie wunderbar sind deine Werke! | hoe wonderbaarlijk zijn uw werken! |
Du siehest mich Elenden an, | U kijkt om naar mij, armzalige, |
du hast an mir so viel getan, | u hebt mij zoveel geschonken |
daß ich nicht alles zähl und merke. | dat ik alles niet kan tellen en opmerken. |
3. Recitatief (T) | |
Des Höchsten Güt und Treu | De goedheid en de trouw van de Allerhoogste |
wird alle Morgen neu | worden elke morgen vernieuwd |
und währet immer für und für | en zullen eeuwig duren |
bei denen, die allhier | bij hen die hier |
auf seine Hilfe schaun | naar zijn hulp uitzien |
und ihm in wahrer Furcht vertraun, | en hem in ware godvrezendheid vertrouwen. |
hingegen übt er auch Gewalt | Maar hij treedt ook krachtig op |
mit seinem Arm | met zijn arm |
an denen, welche weder kalt | tegen hen die noch koud |
noch warm | noch warm zijn |
im Glauben und im Lieben sein. | in geloof en in liefde. |
Die nakket, bloß und blind, | Hen die naakt, kaal en blind, |
die voller Stolz und Hoffart sind, | vol trots en hoogmoed zijn, |
will seine Hand wie Spreu zerstreun. | zal zijn hand als kaf verstrooien. |
4. Aria (B) | |
Gewaltige stößt Gott vom Stuhl | Machtigen stoot God van hun zetel |
hinunter in den Schwefelpfuhl; | in de zwavelpoel; |
die Niedern pflegt Gott zu erhöhen, | God pleegt onaanzienlijken te verhogen, |
daß sie wie Stern am Himmel stehen. | zodat zij als sterren aan de hemel staan. |
Die Reichen läßt Gott bloß und leer, | Rijken laat God naakt en leeg staan, |
die Hungrigen füllt er mit Gaben, | hongerigen overlaadt hij met gaven |
daß sie auf seinem Gnadenmeer | zodat zij, drijvend op de zee van zijn genade, |
stets Reichtum und die Fülle haben. | altijd rijkdom en overvloed hebben. |
5. Aria / Duet (A, T) | |
Er denket der Barmherzigkeit | Hij houdt zich aan zijn barmhartigheid |
und hilft seinem Diener Israel auf. | en helpt zijn dienaar Israël opstaan. |
6. Recitatief (T) | |
Was Gott den Vätern alter Zeiten | Wat God de vaderen uit oude tijden |
geredet und verheißen hat, | heeft gezegd en beloofd |
erfüllt er auch im Werk und in der Tat. | komt hij ook na in zijn werken en daden. |
Was Gott dem Abraham, | Wat God aan Abraham |
als er zu ihm in seine Hütten kam, | heeft beloofd en gezworen |
versprochen und geschworen, | toen hij bij hem kwam in zijn tenten, |
ist, da die Zeit erfüllet war, geschehen. | is geschied toen de tijd vervuld was: |
Sein Same mußte sich so sehr | Abrahams zaad zou zich uitstrekken |
wie Sand am Meer | als zand aan de zee |
und Stern am Firmament ausbreiten; | en als sterren aan het firmament; |
der Heiland ward geboren, | de Heiland werd geboren, |
das ewge Wort ließ sich im Fleische sehen, | het eeuwige woord liet zich zien in het vlees |
das menschliche Geschlecht | om het menselijk geslacht |
von Tod und allem Bösen | te verlossen van dood en alle kwaad |
und von des Satans Sklaverei | en van de slavernij onder de Satan, |
aus lauter Liebe zu erlösen. | uit louter liefde; |
Drum bleibts darbei, | Daarom blijft het vaststaan |
daß Gottes Wort voll Gnad und Wahrheit sei. | dat Gods woord vol van genade en waarheid is. |
7. Koraal | |
Lob und Preis sei Gott | Lof en prijs zij God |
dem Vater und dem Sohn | de Vader en de Zoon |
und dem Heiligen Geiste, | en de Heilige Geest, |
wie es war im Anfang itzt und immerdar | zoals het was in het begin, nu en altijd |
und von Ewigkeit zu Ewigkeit. Amen. | en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen. |
Libretto: Andreas Stübel (?) | Vertaling: Ria van Hengel |
Kale tekst origineel
1. Koor
Meine Seel erhebt den Herren,
und mein Geist freuet sich Gottes,
meines Heilandes;
denn er hat
seine elende Magd angesehen.
Siehe, von nun an
werden mich selig preisen alle Kindeskind.
2. Aria (S)
Herr, der du stark und mächtig bist,
Gott, dessen Name heilig ist,
wie wunderbar sind deine Werke!
Du siehest mich Elenden an,
du hast an mir so viel getan,
daß ich nicht alles zähl und merke.
3. Recitatief (T)
Des Höchsten Güt und Treu
wird alle Morgen neu
und währet immer für und für
bei denen, die allhier
auf seine Hilfe schaun
und ihm in wahrer Furcht vertraun,
hingegen übt er auch Gewalt
mit seinem Arm
an denen, welche weder kalt
noch warm
im Glauben und im Lieben sein.
Die nakket, bloß und blind,
die voller Stolz und Hoffart sind,
will seine Hand wie Spreu zerstreun.
4. Aria (B)
Gewaltige stößt Gott vom Stuhl
hinunter in den Schwefelpfuhl;
die Niedern pflegt Gott zu erhöhen,
daß sie wie Stern am Himmel stehen.
Die Reichen läßt Gott bloß und leer,
die Hungrigen füllt er mit Gaben,
daß sie auf seinem Gnadenmeer
stets Reichtum und die Fülle haben.
5. Aria / Duet (A, T)
Er denket der Barmherzigkeit
und hilft seinem Diener Israel auf.
6. Recitatief (T)
Was Gott den Vätern alter Zeiten
geredet und verheißen hat,
erfüllt er auch im Werk und in der Tat.
Was Gott dem Abraham,
als er zu ihm in seine Hütten kam,
versprochen und geschworen,
ist, da die Zeit erfüllet war, geschehen.
Sein Same mußte sich so sehr
wie Sand am Meer
und Stern am Firmament ausbreiten;
der Heiland ward geboren,
das ewge Wort ließ sich im Fleische sehen,
das menschliche Geschlecht
von Tod und allem Bösen
und von des Satans Sklaverei
aus lauter Liebe zu erlösen.
Drum bleibts darbei,
daß Gottes Wort voll Gnad und Wahrheit sei.
7. Koraal
Lob und Preis sei Gott
dem Vater und dem Sohn
und dem Heiligen Geiste,
wie es war im Anfang itzt und immerdar
und von Ewigkeit zu Ewigkeit. Amen.
Libretto: Andreas Stübel (?)
Kale tekst Nederlandse vertaling
1. Koor
Mijn ziel prijst de Heer
en mijn geest verheugt zich in God,
mijn Heiland;
want hij heeft omgekeken
naar zijn armzalige dienares.
Zie, van nu af
zullen alle generaties mij gelukkig prijzen.
2. Aria (S)
Heer, die sterk en machtig bent,
God, wiens naam heilig is,
hoe wonderbaarlijk zijn uw werken!
U kijkt om naar mij, armzalige,
u hebt mij zoveel geschonken
dat ik alles niet kan tellen en opmerken.
3. Recitatief (T)
De goedheid en de trouw van de Allerhoogste
worden elke morgen vernieuwd
en zullen eeuwig duren
bij hen die hier
naar zijn hulp uitzien
en hem in ware godvrezendheid vertrouwen.
Maar hij treedt ook krachtig op
met zijn arm
tegen hen die noch koud
noch warm zijn
in geloof en in liefde.
Hen die naakt, kaal en blind,
vol trots en hoogmoed zijn,
zal zijn hand als kaf verstrooien.
4. Aria (B)
Machtigen stoot God van hun zetel
in de zwavelpoel;
God pleegt onaanzienlijken te verhogen,
zodat zij als sterren aan de hemel staan.
Rijken laat God naakt en leeg staan,
hongerigen overlaadt hij met gaven
zodat zij, drijvend op de zee van zijn genade,
altijd rijkdom en overvloed hebben.
5. Aria / Duet (A, T)
Hij houdt zich aan zijn barmhartigheid
en helpt zijn dienaar Israël opstaan.
6. Recitatief (T)
Wat God de vaderen uit oude tijden
heeft gezegd en beloofd
komt hij ook na in zijn werken en daden.
Wat God aan Abraham
heeft beloofd en gezworen
toen hij bij hem kwam in zijn tenten,
is geschied toen de tijd vervuld was:
Abrahams zaad zou zich uitstrekken
als zand aan de zee
en als sterren aan het firmament;
de Heiland werd geboren,
het eeuwige woord liet zich zien in het vlees
om het menselijk geslacht
te verlossen van dood en alle kwaad
en van de slavernij onder de Satan,
uit louter liefde;
Daarom blijft het vaststaan
dat Gods woord vol van genade en waarheid is.
7. Koraal
Lof en prijs zij God
de Vader en de Zoon
en de Heilige Geest,
zoals het was in het begin, nu en altijd
en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
Vertaling: Ria van Hengel