KORALEN: een algemene toelichting
Tamelijk snel na Bachs dood in 1750 begonnen vanaf 1766 verzamelingen van zelfstandige, vierstemmige koraalzettingen (‘slotkoralen’) te verschijnen onder redactie van zijn zoon Carl Philipp Emanuel en volgens hem “alle von meinem seeligen Vater verfertigt”. Uiteindelijk publiceerde de Leipziger muziekuitgever Breitkopf tussen 1784 en 1787 vier bundels met in totaal 370 koraalharmoniseringen. Elk koraal draagt in deze bundels de titel van de koraalmelodie die er wordt verwerkt maar heeft verder geen tekst, zodat onduidelijk blijft voor welk couplet het is bestemd. Want de bedoeling van zoon Emanuel was om tijdgenoten en nageslacht te attenderen op zijn vaders fabuleuze kunst van het vierstemmig harmoniseren: studiemateriaal toegepaste harmonieleer. Dat opmerkelijke wendingen in Bachs vierstemmige zettingen vaak berusten op woorden in de onderliggende tekst was voor CPE blijkbaar geen punt van aandacht.
Enkele slechts als manuscript beschikbare exemplaren meegenomen, resten er thans een kleine vierhonderd van die vierstemmige koralen, waarvan wij er intussen 198 gemakkelijk kunnen herkennen als authentiek omdat ze in cantates en passies zijn overgeleverd in het handschrift van (JS) Bach (of zijn kopiïsten), en mèt hun tekst. De resterende zouden afkomstig kunnen zijn uit verloren gegane cantates of passionen; 186 ervan kregen de BWVnrs 253-438 en werden door de oude, negentiende eeuwse Bachgesellschaft voorzien van de teksten van hun eerste couplet. Van deze groep composities staat Sebastian Bachs auteurschap allerminst vast, zij zijn in een aantal gevallen zelfs aantoonbaar door anderen gecomponeerd, zelfs zoon CPE droeg persoonlijk aan de collectie bij. Sommige zijn, getuige hun virtuositeit en vakmanschap onmiskenbaar van de seelige Vater, maar andere vertonen zoveel fouten tegen elementaire regels van de harmonisering dat ze ten hoogste afkomstig zouden kunnen zijn van een iets minder getalenteerde leerling uit Bach omvangrijke lespraktijk. Bij gebrek aan scherpe criteria wordt de gehele gemengde collectie nog altijd tot (JS) Bachs oeuvre gerekend.
Een aantal koraalmelodieën kan niet worden teruggevonden in één van de toenmalige kerkelijke liedboeken, ze duiken voor het eerst op in de verzamelbundels na Bachs dood en zouden dus van hem zelf kunnen zijn (BWV 315, 345, 357, 384, 400).
De vier stemmen van deze koraalzettingen zijn terwille van de overzichtelijkheid genoteerd op twee balken (zoals hieronder), als ware het klavierstukken, maar ze kunnen niet zonder aanvullende trucs (arpeggiëren, octaveren, etc) op een toetseninstrument worden uitgevoerd.
De reeks zelfstandige koralen wordt in de Bachs Werke Verzeichnis (BWV) aangevoerd door drie nummers (BWV 250-252) die nog wel aantoonbaar van Bach zelf zijn maar nooit tot een groter werk hebben behoord; het zijn koralen voor trouwdiensten waarin Bachs knapen onder leiding van één der prefekten slechts een koraal uitvoerden bij het huwelijk van minder vermogenden die zich slechts een halbe Brautmesse konden veroorloven.
Naar de lijst koralen (link volgt nog)
Alle Nederlandse vertalingen zijn van Ria van Hengel.